Boekbeschrijving
In 1890 erft filantroop Henri Van Cutsem (1839-1904) een herenhuis in neoklassieke stijl gelegen aan de Kunstlaan in Sint-Joost-ten-Node, een gemeente die aansluit bij het historische centrum van Brussel. Om zijn kunstcollecties te kunnen tentoonstellen geeft Van Cutsem aan de jonge onbekende architect Victor Horta de opdracht het herenhuis te vergroten en de stallen en bijgebouwen te verbouwen. Tussen 1890 en 1893 realiseert deze twee galerijen met glazen overkapping en een nieuwe gevel aan de Liefdadigheidsstraat.
Het uitgebreide Hotel Charlier kondigt de vernieuwingen aan die we later zullen terugvinden in het oeuvre van de Art Nouveau-meester : vloeibaarheid en transparantie van de binnenruimten, het aanwenden en beklemtonen van bloot metaal in de prive-woning, de uitwaaierende basis van de gevel die het een organisch aspect geeft…
In 1928 krijgt het herenhuis de naam “Charliermuseum” ter nagedachtenis van de beeldhouwer Guillaume Charlier (1854-1925), erfgenaam van Van Cutsem, die de woning en verzamelingen schonk aan de gemeente. In 1993 beschermt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het museum als historisch monument.